<< Terug

Gepubliceerd op 22 mei 2024

Aan boord van een schip worden veel begrippen gebruikt, die een landrot niks zeggen. Om de wereld van de zeevaart te leren kennen en misverstanden te voorkomen is het goed om u nu al een beetje in te leiden in de scheepsuitdrukkingen. De volgende lijst kan u daarbij helpen:

Header Seemannssprache

Bakboord                     wanneer je vanaf de achterkant van het schip naar voren kijk, dan is de linkerkant van het schip de bakboordzijde 

Bakstag                       staaldraad die de mast zijwaarts naar achteren steunt
 
Berghout                     een zwaar gedeelte van de romp, die over de lengte van de scheepswand gemonteerd is om deze te steunen en beschadigingen aan de romp moet voorkomen bij het aanleggen.
 
Bezaan                        een vierhoekig zeil, dat bij de binnenschepen met 2 masten aan de achterste mast vastzit
 
Bolder                         een zwaar houten klamp of een stalen constructie op het voor- en achterdek staat om het schip mee aan te leggen of te slepen
 
Boom                          rondhout, dat wordt gebruikt om een zeil langs het schip aan de onderkant uit te hangen
 
Dirk                             zie kraanlijn

Doodtij                        op de Waddenzee, tijdens hoogwater staat het water lager dan gemiddeld en tijdens laagwater staat het water hoger dan gemiddeld

Eb                               laagwater (op de Waddenzee)
 
Fok                              een driehoekig zeil dat aan de voorstag vastzit
 
Fokkeloet                    een dun rondhout die aan het eind gesplitst is. Dit wordt gebruikt om de fok voor de wind op de loefzijde te behouden
 
Gaffel                           rondhout dat met een gesplitst uiteinde langs de mast kan bewegen en waaraan het grootzeil of het bezaanzeil aan de bovenzijde bevestigd is
 
Giek                             rondhout aan de onderkant van de mast waar het grootzeil op bevestigd wordt
 
Gangboord                  deel van het dek langs de reling (looppad)
 
Grootzeil                     een vierhoekig zeil, dat door de gaffel en de mast op spanning gehouden wordt
 
Helmstok                     een lang houten balk waarmee het roer bediend wordt
 
Kleed                           een zeildoek wat over de luiken bevestigd wordt
 
Kluiverboom                een rondhout wat aan de voorkant van het schip uitsteekt
 
Kluiver                         een driehoekig zeil dat op de kluiverboom zit voor de fok
 
Kraanlijn                      touw dat vanaf het einde van de boom over een rol in de mast naar het dek loopt en dient voor het optrekken van het zeil

Loef                             de kant van het schip waar de wind vandaan komt

Loopplank                   een plank om van de wal aan boord te komen

Lij                                die kant van het schip waar de wind vanaf waait

Luik                             opening om in het dagverblijf te komen
 
Mastkoker                    twee houten of ijzeren platen die op het dek omhoogsteken waarop de mast draaibaar bevestigd is
 
Overloop                     een ijzeren stang dwars over het schip waaraan de fokkeschoot vrij heen en weer kan bewegen
 
Pikhaak                       een lange stok met een haak die dient om het schip van de wal af te houden
 
Reven                          het zeiloppervlakte verkleinen door het zeil in te binden. Dit gebeurt wanneer de wind te  sterk wordt.
 
Roef                             woonruimte voor de schipper
 
Ruim                           dagverblijf
 
Schoot                         lijn waarmee de zeilen in de goede positie gehouden wordt (grootschoot, fokkeschoot enz.)

Springtij                      op de Waddenzee; tijdens laagwater staat het water lager dan gemiddeld en tijdens hoogwater staat het water hoger dan gemiddeld  
 
Stag                             staaldraad waarmee de mast naar voren of naar achteren ondersteund wordt
 
Steng                           rondhout om de mast mee te verlengen
 
Stootklamp                  zie  zwaard
 
Strijkklamp                  zie zwaard

Stuurboord                  wanneer je vanaf de achterkant van het schip naar voren kijkt, dan is de rechterkant van het schip de stuurboordzijde
 
Talie                            een takel met 2 of meer rollen om zware zeilen of bomen makkelijker te kunnen bedienen

Tros                             een lijn die gebruikt wordt om het schip vast te maken
 
Vaarboom                    een lange stok om het schip te duwen
 
Vlieger                         een driehoekig zeil dat aan de top van de voorste mast vastzit

Vloed                           hoogwater (op de Waddenzee)
 
Want                            staaldraad dat de mast zijwaarts ondersteunt

Wantij                          op de Waddenzee, wanneer tijdens de vloed het water via de zeegaten naar elkaar toestroomt
 
Zandloper                    onderste rand van het zwaard, vaak met ijzer beslagen
 
Zwaard                        een houten blad aan de zijkant van een schip om het afdrijven van een schip te verkleinen. Het zwaard is met een zwaardhout aan het schip bevestigd. Met de zwaardloper wordt de stand van het zwaard geregeld. De strijkklamp begeleid het zwaard onder water. Aan de romp voor het zwaard is een stootklamp bevestigd om het zwaard te beschermen.